Hoe mogen we je helpen?

Prinsjesdag 2016 overzichtelijk in beeld.

Begroting

De financiële crisis is voorbij. We hebben weer vaste grond onder de voeten. De economie zit in de lift (omhoog). De begroting wordt nog steeds gedicteerd door uitgaven in de zorg en de sociale zekerheid. Deze 2 posten zijn samen goed voor 60% van alle overheidsuitgaven: €153,9 miljard van €264,4 miljard.

De economische groei komt dit en volgend jaar uit op 1,7%. Uiteraard onder voorbehoud van de internationale financiële en geopolitieke ontwikkelingen: olieprijs, eurokoers, rentestand, beleid ECB, gevolgen Brexit, onzekerheid Chinese economie, oorlog in het Midden-Oosten en Noord-Afrika en de omvang van de vluchtelingenstroom.

Het begrotingstekort (EMU-saldo) in 2017 komt uit op 0,7% van het bbp (2016: 1,1%) en bedraagt €3 miljard (2016: €8 miljard). De staatsschuld ligt met 62,1% nog steeds boven de EU-norm van 60% van het bbp (bij ongewijzigd beleid daalt de schuld naar 53%/bbp in 2021). De inflatie komt uit op 0,6%.

 2017

  • Uitgaven: €264,4 miljard (2016: €262,1 miljard).
  • Inkomsten: €263,1 miljard (2016: €253,5 miljard).
  • Staatsschuld: 62% van het bbp (2016: 63%).
  • Staatsschuld: €440 miljard (2016: €439 miljard).
  • Rente over de staatsschuld: €6,4 miljard (2016: €7,8 miljard).

 Algemene maatregelen

Er zijn enkele fiscale wijzigingen.

Belastingen 2017

  • De maximale algemene heffingskorting in 2017 wordt verhoogd tot €2.254.
  • Per 2017 bedraagt de arbeidskorting € 3.223. De afbouw van de arbeidskorting begint bij €32.444.
  • Per 2017 wordt de ouderenkorting €1.292 voor pensioengerechtigden met een verzamelinkomen van max. €36.057.
  • In box 1 gaan schijf 2 en 3 van 40,40% naar 40,80%; schijf 1 blijft 36,55% en schijf 4 blijft 52%.
  • In box 1 gaat de bovengrens van schijf 3 van €66.421 naar €67.072.
  • Het heffingsvrije vermogen wordt €25.000 (2015: €21.330).
  • De vermogensrendementsheffing krijgt 3 rekentarieven: 2,9% voor sommen tot €75.000 (na vrijstelling), 4,7% voor hogere vermogens tot €1 miljoen en daarboven 5,5%. Het belastingtarief blijft 30%.

Alternatieven vermogensrendementsheffing

Het kabinet onderzoekt 3 alternatieven voor de vermogensrendementsheffing. Staatssecretaris Wiebes (Financiën) schrijft de Tweede Kamer dat een betere belasting van het werkelijke rendement mogelijk lijkt, maar dat een dergelijk stelsel altijd hybride zal zijn: een heffing op werkelijke rendementen op de ene vermogenstitel én een forfaitaire benadering van het werkelijke rendement op de andere titel. Nadelen: grotere kans op ontwijking en extra complexiteit voor de belastingbetaler en voor de Belastingdienst.

Er is gezocht naar varianten waarbij heffing op werkelijk rendement geldt voor vermogensbestanddelen waar de Belastingdienst wel voldoende over weet, bank- en spaartegoeden, aandelen, obligaties en aanverwanten, en een goede forfaitaire benadering van het rendement bij de overige vermogensbestanddelen.

Voor de vermogensbestanddelen waarvan het werkelijke rendement wordt belast, zijn 2 hoofdsystemen denkbaar, nl. een vermogenswinstbelasting en een vermogensaanwasbelasting.

De combinatie van een gemengd systeem voor bank- en spaartegoeden en effecten en ander vermogen enerzijds en de keuze tussen een vermogenswinst- en een vermogensaanwasbelasting anderzijds hebben geleid tot de varianten A en B.

Variant A is een vermogensaanwasbelasting op alle vermogensbestanddelen waar voldoende informatie over beschikbaar is. In deze variant wordt de werkelijke rente op bank-, spaartegoeden en overige vorderingen belast. Bij aandelen, obligaties en derivaten wordt de werkelijke vermogensaanwas belast: de koerswinst, de rente en de dividenden van dat jaar. Bij onroerende zaken en overig vermogen wordt het belastbaar inkomen forfaitair bepaald. Het heffingsvrije vermogen wordt omgezet in een heffingsvrije voet voor de werkelijke inkomsten uit vermogen.

Variant B is gelijk aan variant A, alleen wordt hier bij aandelen, obligaties en derivaten vermogenswinst belast bij realisatie (bijvoorbeeld door verkoop).

In variant C wordt het rendement voor elke vermogenstitel over een belastingjaar achteraf forfaitair vastgesteld. Het vermogen van de belastingbetaler aan het begin van het jaar wordt toegerekend aan de bestanddelen spaargeld, aandelen, obligaties, onroerend goed en overig. Op de waarde van ieder van die bestanddelen wordt na afloop van het jaar bij de individuele belastingbetaler forfaitair het gemiddelde (macro) rendement van ieder van die bestanddelen toegepast. Door het gemiddelde rendement na afloop van het jaar te nemen, wordt ontwijking op de peildatum - door te schuiven in de vermogensmix - minder voorspelbaar en dus minder aantrekkelijk. Ook in deze variant wordt het heffingsvrije vermogen omgezet in een heffingsvrije voet voor de forfaitaire inkomsten uit vermogen.

Woonmaatregelen
 Elke maand kunt u in de FTP Kennisbrief lezen dat de woningmarkt zich herstelt. D.w.z. dat de prijzen weer richting het peil in topmaand augustus 2008 kruipen en dat de verkopen toenemen. In sommige steden is de huizenmarkt al weer overspannen met alle nadelen van dien. Er is een fors tekort aan geschikte woningen, zowel koop als huur. De huren gaan verder omhoog. Ook blijft de schenkingsvrijstelling voor de eigen woning een ton. De onderwaterproblematiek is afgenomen, maar geldt nog steeds voor 1 op de 5 hypotheekhouders. 

  • De maximale hypotheekrenteaftrek daalt tot 50% (2017) en wordt afgebouwd tot 38% in 2028.
  • De ltv-ratio (maximale hypotheek) is vanaf volgend jaar 101% van de woningwaarde (2018: 100%).
  • Bij een hypotheekaanvraag kan het inkomen van de partner voor 60% meetellen i.p.v. de huidige 50%.
  • De schenkingsvrijstelling gaat vanaf 2017 structureel naar €100.000 voor financiering van de eigen woning (aankoop of verbouwing) of aflossing van de hypotheek. Er is geen familierelatie nodig, maar de ontvanger moet 18 tot 40 jaar zijn. Wie in 2015 of 2016 gebruikmaakt van de vrijstelling, mag deze in 2017 aanvullen tot €100.000.
  • De huurtoeslag stijgt gemiddeld met €10,50 per maand.
  • De huren stijgen met max. 2,5% + de inflatie.
  • Voor scheefwoners (vanaf €38.950) kan de huurstijging 4% + inflatie zijn. Het inkomen wordt elke 5 jaar getoetst.
  • De NHG-grens wordt per 2017 weer jaarlijks op 1 januari gekoppeld aan de gemiddelde woningprijs.

Starterslening
De huidige Starterslening stopt ultimo 2016. De huidige Starterslening is de eerste 3 jaar rente- en aflossingsvrij en voldoet daarmee niet aan de vereiste minimale aflossing. In de Wet Maatregelen Woningmarkt 2014 is voor de Starterslening t/m 31-12-2016 een uitzondering gemaakt. Gebruik van de huidige Starterslening kan alleen als de akte uiterlijk op 31-12-2016 is gepasseerd bij de notaris. De aanvraagprocedure kan ca. 3 maanden duren. Het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten (Svn) geeft in 2017 een vervolg aan de Starterslening die in de basis gelijk blijft. Starters die na 01-10-2016 de lening aanvragen, ontvangen van SVN automatisch een offerte voor de gewijzigde Starterslening.

De Starterslening overbrugt het verschil tussen de woningprijs en de hypotheek. De lening is altijd een aanvulling op de eerste hypotheek.

De Starterslening blijft de gebruikelijke lening: lokaal aangeboden, de eerste 3 jaar maandlastenvrij, fiscaal aftrekbaar en geborgd door het WEW. Om dit mogelijk te maken wordt de Combinatielening aan het ‘pakket’ toegevoegd. Uit de Combinatielening wordt de verplichte aflossing van de Starterslening ‘betaald’. Zo blijft de Starterslening voldoen aan de verplichte aflossingseis.

De Combinatielening valt niet onder de WEW-waarborg. Bij een verliesdeclaratie bij het WEW neemt SVN de resterende Combinatielening voor haar rekening. Bij verkoop met verlies wordt de starter hierdoor niet met een onverwachte restschuld geconfronteerd.

Werkmaatregelen
De werkloosheid daalt dit jaar iets tot 6,2% en blijft stabiel in 2017. Het betekent dat 560.000 werkzoekenden zonder werk zitten. De werkgelegenheid is wel met ruim 230.000 banen gestegen en ook het aantal openstaande vacatures stijgt. De werkloosheid onder jongeren blijft hoog met gemiddeld 11%. De werkgelegenheid komt vooral van flexwerk (72.000 extra banen in het afgelopen jaar), maar voor het eerst sinds 2009 groeit ook weer het aantal vaste banen (15.000 extra banen in het afgelopen jaar). Driekwart van alle medewerkers heeft een vast dienstverband.

Arbeidskorting
Per 2017 bedraagt de arbeidskorting € 3.223. De afbouw van de arbeidskorting begint bij €32.444.

Maatregelen om werkloosheid onder jongeren tegen te gaan.
Het kabinet zet in op een betere oriëntatie op opleiding en werk, de City Deal met vernieuwende oplossingen voor (migranten)jongeren uit achterstandsbuurten en het matchen op werk door gemeenten en UWV van jongeren met een uitkering en jongeren zonder startkwalificatie.

Maatregelen om werkloosheid onder 50-plussers tegen te gaan.
Als 50-plussers werkloos worden komen ze nauwelijks weer aan de slag waardoor ze vaker langdurig werkloos zijn. Om dit tegen te gaan is het Actieplan Perspectief voor 50-plussers naar de Tweede Kamer gestuurd.

Actieplan Perspectief voor vijftigplussers

  • Introductie van het 2e loopbaanadvies in combinatie met het centraal aanspreekpunt voor werkgevers om werkende 50-plussers op de arbeidsmarkt wendbaarder te maken;
  • Intensieve ondersteuning aan werkzoekenden die het hoogste risico hebben op langdurige werkloosheid;
  • Wegnemen belemmeringen bij de aansluiting vraag en aanbod in combinatie met ondersteuning aan (mkb-)ondernemingen.
  • Verlagen no-risk polis (Compensatieregeling oudere werknemers) naar 56 jaar. Deze Ziektewetuitkering voor oudere werknemers (62-plussers) in de eerste 5 dienstjaren wordt toegankelijk voor wie in 2017 of 2018 56 jaar of ouder wordt (in lijn met de mobiliteitsbonus).
  • Het kabinet zet – samen met de Sociale partners – minder in op ontziemaatregelen (verkorting werkweek) en meer op leeftijdsbewust personeelsbeleid of vitaliteitsbeleid.

Jeugdloon verdwijnt
In 2017 begint het einde van het jeugdloon. Tussen 2017 en 2019 krijgen jongeren steeds iets meer betaald; in 2019 verdient iedereen vanaf 21 jaar ten minste het minimumloon. Het minimale inkomen van 18-, 19- en 20-jarigen wordt verhoogd.

Voordeel lage inkomens
Om de arbeidsmarktkansen voor mensen met een laag inkomen te vergroten, is er vanaf 2017 het lage-inkomensvoordeel (LIV): een financieel voordeel voor werkgevers die een werknemer in dienst nemen – of houden – die het wettelijk minimumloon verdient of net iets meer. De Belastingdienst betaalt het LIV automatisch uit. In 2018 worden ook de premiekortingen die werkgevers krijgen voor het in dienst nemen van ouderen en mensen met een arbeidsbeperking omgezet in eenvoudigere loonkostenvoordelen, die onafhankelijk van de afgedragen premies worden uitbetaald. Ook kleine werkgevers krijgen dan altijd de volledige tegemoetkoming in de loonkosten voor deze doelgroepen.

WGA flex en vast
Per 01-01-2017 smelt de WGA (vast en flex) samen tot één WGA-risico. Nu nog zijn er 2 soorten WGA:

1) Vast: Als een werknemer met een vast dienstverband na 104 weken ziekte een WGA-uitkering ontvangt, dan valt dit onder het WGA-vast risico. Is de werkgever Eigen RisicoDrager (ERD), dan is deze 10 jaar verantwoordelijk voor de re-integratie, begeleiding en de uitkering.

2) Flex: Werknemers die ziek uit dienst zijn gegaan (ook werknemers vanuit een vast dienstverband) en na 104 weken ziekte een WGA-uitkering ontvangen, vallen onder het WGA-flex risico. Deze groep stroomt in de WGA vanuit de ZW. De uitvoering van de re-integratie en verdere begeleiding ligt tot 01-01-2017 bij het UWV.

Werkgevers kunnen kiezen tussen het UWV en een verzekeraar:
1) Blijven bij UWV: Alles blijft zoals het was. Alleen de premiestelling bij het UWV verandert.

2) Blijven bij verzekeraar: De verzekeraar maakt o.b.v. gegevens een inschatting van het risico en komt met een voorstel. Gaat de klant akkoord, dan gaat er een nieuwe garantieverklaring naar de Belastingdienst.

3) Overstap naar UWV: De werkgever zegt de polis op per 01-01-2017 (opzegging vóór 01-12-2016 bij de verzekeraar) en de verzekeraar trekt de garantieverklaring in. Werkgever moet minimaal 3 jaar blijven bij het UWV; bij de premiehoogte voor (middel)grote bedrijven wordt gekeken naar de historische WGA-lasten (bij een verzekeraar of eerder bij het UWV).

4) Overstap naar verzekeraar: De verzekeraar beoordeelt gegevens voor een aanbieding. Is werkgever akkoord, dan stuurt de verzekeraar een nieuwe garantieverklaring naar de Belastingdienst. Werkgever moet zelf bij de Belastingdienst aangeven ERD te willen worden. De Belastingdienst moet de garantieverklaring vóór 01-10-2016 ontvangen.

Alle werkgevers mogen hun staartlasten achterlaten: bedrijven die erd worden mogen hun schade uit het verleden achterlaten. Hierdoor komen ze 'schoon' over naar de verzekeraar. De bestaande WGA-uitkeringen worden gefinancierd door het UWV.

Pensioenmaatregelen
De beloofde hervormingsplannen voor het pensioenstelsel zijn er niet gekomen. Een volgend kabinet krijgt dat lastige dossier op z’n bordje.

 

  • De AOW-leeftijd ligt in 2017 op 65 jaar en 9 maanden.
  • De ouderenkorting gaat in 2017 naar €1.292 voor pensioengerechtigden met een verzamelinkomen van max. €36.057. Voor hogere inkomens is de ouderenkorting €71.
  • Voor gepensioneerden gaat de inkomensafhankelijke bijdrage van 5,5% naar 5,4%.

 

Pensioen eigen beheer

Het wetsvoorstel over het DGA-pensioen in eigen beheer is nu bekend: de Wet uitfasering pensioen eigen beheer. Per 2017 kan er niet langer fiscaal gefaciliteerd pensioen in de eigen BV worden opgebouwd. Het opgebouwde pensioen mag tegen de fiscale waarde worden afgekocht of omgezet in een Oudedagsverplichting. Kiest de DGA daar niet voor, dan blijft het pensioen premievrij staan en wordt het te zijner tijd regulier uitgekeerd.

Bij afkoop geldt een reductie van 34,5% op het reguliere tarief in 2017, 25% in 2018 en 19,5% in 2020. Er is geen revisierente (normaal 20%) verschuldigd.

Bepalend voor de afkoopreductie is de stand ultimo 2015. Als daarna gewoon regulier verder is opgebouwd, dan geldt voor het meerdere geen afkoopreductie, maar het normale tarief. Als er een meer dan 125% pensioen is opgebouwd in 2016 t.o.v. 2015, dan kan het deel daarboven alleen o.b.v. de normale sancties worden afgekocht, incl. revisierente.

Pensioen bij een verzekeraar kan nog tot 2017 worden teruggehaald naar de eigen BV, maar geniet dan geen afkoopreductie. Het kan bij de verzekeraar niet worden omgezet in een Oudedagsverplichting en ook niet worden afgekocht.

Er kan ook eerst worden omgezet in een Oudedagsverplichting en een jaar later alsnog afgekocht.

Ook ingegane pensioenen kunnen worden afkocht of omgezet in een Oudedagsverplichting. De resterende termijn is dan 20 jaar, minus de jaren gelegen tussen de AOW-datum en de datum afkoop/omzetting.

De Oudedagsverplichting mag 5 jaar voor de AOW-datum ingaan, de duur wordt dan 25 jaar, of uiterlijk na 2 maanden na de AOW-datum.

De Oudedagsverplichting kan op ieder moment worden aangewend voor een (bancaire) lijfrente, conform de reguliere regels voor lijfrente.

Er komt een informatieplicht aan de Belastingdienst, binnen 1 maand na afkoop/omzetting, en de partner moet tekenen voor de keuzes van de DGA.

Bij overlijden gaan de resterende termijnen over op de erfgenamen of moeten binnen 12 maanden ingaan, met alsdan een minimale duur van 5 jaar.

Gezondheid en zorg
De zorguitgaven stijgen minder hard dan in de voorgaande decennia. Maar ze stijgen wel. In 2017 met 2%. Dus meer dan de economische groei. En als een volgend kabinet geen drastische maatregelen neemt, vliegen de kosten weer uit de bocht, van €68 miljard in 2017 naar €82 miljard in 2021. Daar komt nog het politieke hangijzer van het eigen risico bij. 

  • Het verplicht eigen risico blijft €385.
  • De zorgpremie stijgt vermoedelijk met €3,50 per maand naar €103 p.m. In november maken de zorgverzekeraars hun premies bekend.
  • De zorgtoeslag voor de laagste inkomens stijgt in 2017 met €2 per maand.
  • De inkomensafhankelijke bijdrage daalt van 5,5% naar 5,4% voor gepensioneerden en zelfstandigen en van 6,75% naar 6,65% voor werkgevers.
  • In het basispakket komen enkele plastisch chirurgische ingrepen, tandvervanging tot 23 jaar en bepaalde behandelingen bij de fysiotherapeut.
  • De eigen bijdrage WMO voor dagbesteding, beschermd wonen en huishoudelijke hulp gaat omlaag. Dat is vooral gunstig voor alleenverdieners met een chronisch zieke partner.


Bovenstaand nieuwsbericht is gepubliceerd op 14-10-2016. Dit bericht is met veel zorg en aandacht samengesteld. Desondanks kunnen wij niet volledig instaan voor de correctheid, volledigheid of actualiteit van de informatie.
Maak een afspraak met ons om de meest recente informatie te ontvangen.