Hoe mogen we je helpen?

Samenvatting Prinsjesdag 2022

Zoals u van ons gewend bent informeren wij u weer kort en helder over de meest interessante aandachtpunten en gevolgen van Prinsjesdag 2022 voor u als particulier.

Btw-nultarief op de levering en installatie van zonnepanelen
De btw op zonnepanelen komt te vervallen dus de gebruikelijke registratie als ondernemer om de btw te kunnen terugvragen komt daarmee ook te vervallen. U heeft dus geen administratieve rompslomp meer.

Verhoging Vliegbelasting.
Het kabinet wil het tarief van de vliegbelasting verhogen naar € 26,43 (is nu € 7,947) per vertrekkende passagier.

Prijsplafond energiekosten
Naast het Belastingplan en de begroting voor 2023 is op Prinsjesdag ook bekend geworden dat het kabinet werkt aan een prijsplafond voor energiekosten.

Sinds de oorlog in Oekraïne zijn de energiekosten enorm omhooggegaan en zorgen ze in steeds meer huishoudens voor financiële problemen. Het kabinet wil de energiekosten maximeren voor de eerste 1.200 m3 gas en de eerste 2.400 kWh elektriciteit. Over het meerdere moeten huishoudens de marktprijs blijven betalen. Het kabinet wil met dit prijsplafond huishoudens in financieel zwaar weer helpen én huishoudens stimuleren minder energie te gebruiken. Het plafond moet ingaan per 1 november en gaat ook voor geheel 2023 gelden. Op jaarbasis leidt de maatregel volgens het ministerie van Economische Zaken tot een korting van ongeveer € 2.280. Hoe de maatregel er precies uitziet is nog niet bekend. De details moeten nog uitgewerkt worden. Wel geeft het kabinet aan dat een voorgenomen verlaging van de energiebelasting in 2023 niet doorgaat als het prijsplafond wordt ingevoerd.

Kleine ondernemers vallen ook onder de maatregel. Het kabinet werkt nog aan een steunpakket voor het MKB.

Stijging minimumloon
In het kader van koopkrachtreparatie en armoedebestrijding is het kabinet voornemens het minimumloon te verhogen met 10%. De verhoging heeft ook gevolgen voor uitkeringen die gerelateerd zijn aan het minimumloon. Zo stijgt bijvoorbeeld ook de AOW-, de ANW- en de bijstandsuitkering. Het kabinet verwacht dat ook de loonschalen net boven het minimumloon zullen stijgen.

Energietoeslag van ongeveer € 1.300
De overheid heeft een extra toeslag bedacht voor mensen met een laag inkomen. Degenen die een inkomen hebben van maximaal 120% van het sociaal minimum kunnen bij hun gemeente deze toeslag aanvragen. Men kan de energietoeslag aanvragen als minder dan € 1.310,05 (alleenstaande) of € 1.871,50 (samenwonend) per maand wordt verdiend. Iedereen die een bijstandsuitkering, IOAW-, IOAZ- of Bbz-uitkering ontvangt, krijgt de toeslag automatisch

Bijtelling elektrische auto’s
In 2023 wijzigt de bijtelling voor het privégebruik van een elektrische auto die ter beschikking is gesteld door de werkgever.
De bijtelling bedraagt 22% van de cataloguswaarde. Het bijtellingspercentage voor elektrische auto’s bedraagt per 1 januari 2022 16% tot de drempelwaarde van € 35.000. De bijtelling boven de drempelwaarde bedraagt 22%.

In 2023 bedraagt de bijtelling 16% tot een cataloguswaarde van € 30.000, daarboven is de bijtelling 22%. De wijziging geldt voor elektrische auto’s die in 2023 op kenteken worden gezet. De wijziging was al aangekondigd in het Belastingplan 2022 en treedt per 1 januari 2023 in werking.

Basisbeurs studenten
Vanaf het studiejaar 2023-2024 wordt de basisbeurs voor studenten opnieuw ingevoerd. In het kader van de koopkrachtreparatie wil het kabinet de basisbeurs vanaf 2023 tijdelijk verhogen met € 165 bovenop het oorspronkelijke bedrag van ongeveer € 270. De verhoging geldt in beginsel alleen voor het studiejaar 2023-2024

Grondslagverminderende posten
Sinds enkele jaren wordt de aftrek van een aantal aftrekposten stapsgewijs verminderd. Het gaat bijvoorbeeld om rente van de eigenwoningschuld, partneralimentatie, ondernemersaftrek en MKB-winstvrijstelling. Het tarief waartegen deze aftrekposten aftrekbaar zijn in 2023 bedraagt nog 36,93%. Het hoogste tarief over loon in box 1 bedraagt in 2023 49,5%. De te betalen belasting van klanten met een hoog inkomen en met grondslagverminderende aftrekposten wordt dus gecorrigeerd met 12,57% over het bedrag aan deze aftrekposten.

Eenvoudig uitgelegd, als men in het hoogste tarief een aftrek geniet, levert men daar weer 12,57% van in.

Verhoging maximale onbelaste reiskostenvergoeding
Op dit moment mogen werkgevers maximaal € 0,19 per kilometer onbelast vergoeden aan hun personeel. Dit geldt wanneer de werknemers met eigen vervoer naar het werk reizen. Het maakt daarbij niet uit welk vervoermiddel zij gebruiken. Het kabinet stelt voor dit bedrag in 2023 te verhogen naar € 0,21 per kilometer. In 2024 is het kabinet voornemens het bedrag aan onbelaste reiskostenvergoeding te verhogen naar € 0,22 per kilometer.

Wet Toekomst Pensioenen
Na een lange aanloop is eind maart jl. het wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen ingediend bij de Tweede Kamer. Het wetsvoorstel voorziet in een ingrijpende wijziging van het huidige pensioensysteem in Nederland. Geplande ingangsdatum van de wetgeving is 1 januari 2023.

De Wet toekomst pensioenen voorziet in nog maar één type pensioenregeling. Dat is de premieovereenkomst. De uitkeringsovereenkomst (eindloon- en middelloonregeling) en de kapitaalovereenkomst verdwijnen. Het uitgangspunt is daarbij dat de pensioenaanspraken opgebouwd in het oude stelsel worden ingebracht in de nieuwe pensioenregeling. Dit wordt ook wel invaren genoemd. De vraag is nu hoe deze aanspraken gewaardeerd moeten worden. Hierover is veel discussie en een aantal partijen in de Tweede Kamer wil de behandeling van het wetsvoorstel opschorten totdat de Commissie Parameters advies heeft gegeven over de scenario’s waarmee pensioenfondsen moeten rekenen.

Naast de onduidelijkheid over het invaren heeft de Tweede Kamer ook op tal van andere punten nog vragen. Dat blijkt ook uit de driehonderd vragen die door de leden van de commissie aan minister Schouten van Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen zijn gesteld. De minister gaf in het wetgevingsoverleg al aan dat de datum van 1 januari 2023 geen doel op zich is. Ook de coalitiepartijen VVD en CDA stelden dat 1 januari 2023 voor hen niet heilig is

Beleggen in Vastgoed
De laatste jaren worden woningen steeds vaker verkocht aan beleggers in plaats van kopers die zelf in de woning willen gaan wonen. Om die laatste groep tegemoet te komen wil het kabinet het tarief van de overdrachtsbelasting voor beleggers verhogen. Koopt een belegger een pand dat hij gaat verhuren, dan is hij vanaf 2023 10,4% overdrachtsbelasting verschuldigd. Nu bedraagt het tarief nog 8%. Voor een woning van € 400.000 betaalt de belegger dus in 2023 een bedrag van € 41.600 aan overdrachtsbelasting. Dit jaar is dat nog € 32.000.

Startersvrijstelling
Een koper die zelf in de woning gaat wonen betaalt maar 2% overdrachtsbelasting. Starters op de woningmarkt hebben recht op een startersvrijstelling. Voor hen bedraagt de overdrachtsbelasting zelfs 0%. Een starter is een koper, jonger dan 35 jaar, die de vrijstelling niet eerder heeft toegepast. In 2022 geldt de startersvrijstelling voor woningen met een waarde tot en met € 400.000. In 2023 wordt deze grens verruimd en geldt de startersvrijstelling voor woningen met een waarde tot en met € 440.000.

Afschaffing Jubelton
Voor schenkingen ten behoeve van de eigen woning geldt in 2022 een vrijstelling van € 106.671. Deze vrijstelling wordt ook wel aangeduid als jubelton. De vrijstelling zou een prijsopdrijvend effect hebben op de woningmarkt en werkt daarnaast ongelijkheid tussen potentiële kopers op de woningmarkt in de hand. Een koper met rijke ouders kan met behulp van de jubelton eenvoudiger een woning kopen dan een koper die geen schenking van zijn ouders krijgt.

Het kabinet stelt voor om de schenkingsvrijstelling in 2023 te beperken tot € 28.947 en in 2024 helemaal af te schaffen. Daarnaast wordt de spreidingsmogelijkheid voor de schenking beperkt tot twee jaar. Die termijn was tot dusver drie jaar.

Algemene heffingskorting
Vanaf 1 januari 2025 geldt een andere maatstaf voor het vaststellen van het inkomen. Dit is niet meer alleen het inkomen in box 1, maar het verzamelinkomen. Het inkomen in box 2 en 3 telt dan ook mee. Hierdoor is de afbouw van de AHK voor iedere belastingplichtige met hetzelfde verzamelinkomen gelijk, ongeacht de samenstelling van het inkomen.

Wijziging overgangsrecht bij verlaging loondoorbetalingsplicht na AOW-leeftijd
Het kabinet wil voor zieke AOW-ers het recht op loondoorbetaling, ziekengeld en opzegverbod tijdens ziekte verlagen van dertien naar zes weken. Het overgangsrecht belemmert deze wijziging echter en daarom is eerst een aanpassing nodig in dat overgangsrecht via deze verzamelwet. Daarna is de weg vrij om de termijn daadwerkelijk naar zes weken te verlagen.

Afschaffing middelingsregeling.
De middelingsregeling maakt het mogelijk om inkomen uit box 1 in drie opeenvolgende jaren evenredig over die jaren te verdelen. Op basis van deze evenredige verdeling wordt vervolgens inkomstenbelasting berekend. De verschuldigde belasting in box 1 vóór middeling wordt vergeleken met de verschuldigde belasting in box 1 ná middeling. Een belastingteruggave vindt plaats als het belastingverschil meer bedraagt dan € 545. Bij een sterk wisselend inkomen kan op deze wijze het effect van de progressieve heffing in box 1 worden beperkt. 

De overheid geeft aan dat er relatief weinig gebruik wordt gemaakt van de middelingsregeling. Die wordt daarom per 1 januari 2023 afgeschaft.

Belasting over spaargeld
Overbruggingswet box 3

In de Overbruggingswet box 3 wordt de belastingheffing in box 3 gebaseerd op de werkelijke samenstelling van het vermogen. Hiervoor wordt het vermogen onderverdeeld in drie categorieën:

  • banktegoeden;
  • schulden;
  • overige bezittingen.

Voor iedere categorie geldt een apart forfaitair rendementspercentage. Dus in tegenstelling tot het verleden is nu alleen het veronderstelde rendement over de werkelijke verdeling van het vermogen nog forfaitair vastgesteld.

Voor de definitie van banktegoeden wordt aangesloten bij het begrip “deposito” uit de Wet op het financieel toezicht (art 1.1 Wft):

Deposito: Een tegoed dat wordt gevormd door op een rekening staande gelden of dat tijdelijk uit normale banktransacties voortvloeit, en dat een bank onder de toepasselijke wettelijke en contractuele voorwaarden dient terug te betalen met inbegrip van termijndeposito en een spaardeposito.

Dit betekent dat alle box 3-bezittingen (bijvoorbeeld vorderingen, aandelen, obligaties en vastgoed (niet zijnde de eigen woning)) die niet vallen binnen de definitie van deposito en die geen schulden zijn, als “overige bezittingen” worden aangemerkt. Een uitzondering hierop geldt voor contant geld. Contant geld wordt opgenomen in de categorie “banktegoeden”.

Voor iedere categorie zal jaarlijks een forfaitair rendementspercentage vastgesteld worden:

  • Het percentage voor banktegoeden wordt gebaseerd op het gemiddelde maandelijkse rentepercentage op deposito’s van huishoudens, met een opzegtermijn van maximaal drie maanden, gepubliceerd door de Nederlandsche Bank. Dit percentage wordt gebaseerd op de gegevens over de periode van januari tot en met november van het lopende kalenderjaar, waarbij de maand november dubbel wordt geteld.
  • Het forfaitaire rendementspercentage voor schulden wordt gebaseerd op gemiddelden van het lopende kalenderjaar. Hiervoor wordt aangesloten op de gemiddelde maandelijkse rente over het totale uitstaande bedrag aan woninghypotheken van huishoudens van het lopende kalenderjaar, gepubliceerd door de Nederlandsche Bank. Ook hier wordt dit percentage gebaseerd op de gegevens over de periode van januari tot en met november, waarbij november dubbel wordt geteld.
  • Het kabinet stelt voor om het percentage voor overige bezittingen te baseren op het langetermijnrendement van zowel vastgoed, aandelen als obligaties, zoals die in het huidige systeem geldt voor rendementsklasse II.

De forfaitaire rendementspercentages voor de categorieën “banktegoeden” en “schulden” worden pas na afloop van het kalenderjaar definitief vastgesteld. Het kabinet geeft aan dat op deze wijze het werkelijk in een kalenderjaar behaalde rendement zo goed mogelijk benaderd wordt.

Het kabinet kiest bij de vaststelling van het forfaitaire rendementspercentage voor schulden bewust voor een aansluiting op de rente van uitstaande woninghypotheken en niet op de rente van bijvoorbeeld consumptieve kredieten. Uit een analyse van de Belastingdienst blijkt dat het grootste deel van de schulden in box 3 betrekking heeft op onroerende zaken. Om deze reden vindt het kabinet het zeer aannemelijk dat het grootste deel van de schulden in box 3 is aangegaan als hypotheekschuld voor de financiering van onroerend goed.

Heffingsvrij vermogen
Het heffingsvrije vermogen in box 3 wordt in 2023 verhoogd naar € 57.000 (was € 50.650) per belastingplichtige.

Tarief
Het kabinet zal tot 2026 jaarlijks de belasting over het voordeel uit sparen en beleggen met 1% verhogen. Dit betekent voor belastingjaar 2023 dat over het voordeel uit sparen en beleggen in box 3 32% belasting geheven zal worden. In 2024 bedraagt het tarief 33% en in 2025 uiteindelijk 34%.

Afschaffing inkomensafhankelijke Combinatiekorting.De IACK is een heffingskorting voor werkende ouders van kinderen jonger dan 12 jaar die voldoen aan de bijbehorende voorwaarden. Een alleenstaande of minstverdienende ouder heeft recht op de IACK. Deze heffingskorting stijgt als het arbeidsinkomen toeneemt, tot een bepaald maximum. Dit maakt het aantrekkelijker om (meer) te werken.

De inkomensafhankelijke combinatiekorting geldt vanaf 1 januari 2025 niet meer voor nieuwe gevallen. Er is dus geen recht op IACK voor een kind dat is geboren op of na 1 januari 2025. Als een kind geboren is voor die datum, blijft het recht op IACK bestaan tot de 12e verjaardag.

Toeslagen
Het kabinet wil in twee situaties de regels voor toeslagen versoepelen. De versoepelingen hebben te maken met de begrippen ‘toeslagpartner’ en ‘medebewoner’, en de invloed van deze personen op toeslagen. Dit omdat Nederlanders mensen van buitenaf tijdelijk in hetgezin "opnemen". Denk hierbij aan vluchtelingen.

Maatregelen:
Opvang vluchtelingen uit Oekraïne mag geen gevolgen hebben voor toeslagen.
De zelfstandige aanvraag van toeslagen wordt mogelijk voor slachtoffers huiselijk geweld in noodopvang.

Giftenaftrek
De giftenaftrek kent sinds 1 januari 2012 een multiplier voor giften aan culturele algemeen nut beogende instellingen (ANBI’s). De multiplier in de inkomstenbelasting houdt in dat het bedrag aan aftrekbare giften aan culturele ANBI’s wordt verhoogd met 25%, en ten hoogste met € 1.250.
Er was onduidelijkheid over de toepassing van deze verhoging in het geval twee fiscale partners allebei gebruik willen maken van de verhoging. Vanaf 2023 mogen fiscaal partners slechts één keer de multiplier van € 1.250,- toepassen.


Opgesteld met de kennis en inzichten van 01 oktober 2022

 


Bovenstaand nieuwsbericht is gepubliceerd op 05-10-2022. Dit bericht is met veel zorg en aandacht samengesteld. Desondanks kunnen wij niet volledig instaan voor de correctheid, volledigheid of actualiteit van de informatie.
Maak een afspraak met ons om de meest recente informatie te ontvangen.